Pagina's

zondag 5 september 2010

Het einde van de 'gemakkelijk-te-ontginnen' olie

Op aarde bevindt er zich een eindige hoeveelheid aan grondstoffen, dit is ook het geval voor aardolie. Maar in de komende decennia zullen we niet direct zonder komen te zitten. Maar er zal wel iets veranderen, namelijk momenteel zit er nog maar een beperkte hoeveelheid aardolie in de grond die gemakkelijk te bereiken is. Dit zal in de komende decennia zijn effect gaan hebben op de oliemarkt. Tenzij er nog veel 'makkelijk-te-bereiken' olievelden zijn waarvan we momenteel nog niet weten dat ze er zijn, maar dat we in de komende jaren zullen ontdekken.


Experts voorspellen dat, in komende decennia, de olieproductie van dergelijke conventionele bronnen slechts in beperkte mate zal toenemen - van 78 miljoen naar 85 miljoen vaten per dag. Tijdens dezelfde periode, zal de vraag naar vloeibare brandstoffen afkomstig van aardolie wel sterk toenemen. Men verwacht dat de vraag zal toenemen van 86 miljoen naar 106 miljoen vaten per dag. Meer dan de helft van deze toename in de vraag kan voorzien worden door de productie van onconventionele bronnen zoals biobrandstoffen, vloeibare brandstoffen afkomstig van steenkool of aardgas. Maar de andere helft van de extra vraag naar olie zal moeten geproduceerd worden door gebruik te maken van olie bronnen die moeilijker te bereiken zijn.

Conventionele olie bronnen zijn de boorputten waar er diep onder de grond een grote hoeveelheid ruwe aardolie zit. Dergelijke voorraden worden ook wel olievelden genoemd. Om de olie naar boven te halen wordt er dus een diep gat geboord tot waar de aardolie zich bevindt. Op sommige plekken is de druk in het reservoir zo hoog dat eens het gat geboord is, de olie door de druk helemaal naar boven komt en vanzelf uit de grond spuit. Dit zijn de gemakkelijkste olievelden om olie te verkrijgen. Maar na verloop van tijd neemt de druk binnenin het olieveld af en dan moet de olie naar boven gepompt worden. Dit moet ook gedaan worden bij de olievelden waar de druk niet zo groot is. Deze twee methodes worden ook wel de primaire methodes genoemd en hiermee kan tot 40% van de olie die zich in het reservoir bevindt naar boven halen.

Met een secundaire methode probeert men dan om de resterende olie ook op te halen. Dit doet men door water in het reservoir te pompen en aangezien olie drijft op water, zal wanneer men er genoeg water in pomp, de olie naar boven komen. Met de secundaire methode kan men 20% procent van de olie oppompen. En in sommige gevallen gebruikt men nog een tertiaire methode, namelijk dan injecteert men stoom, CO2 of andere gassen in het reservoir. Deze aanpak kan 10% van de olie nog naar boven halen. Deze secundaire en tertiaire methode heeft men dus ontwikkeld om de moeilijk te bereiken olie naar boven te kunnen halen. Maar uiteraard zijn de inspanningen die moeten geleverd worden bij deze methodes veel groter dan die bij de primaire methode, dit geeft aanleiding tot een lager rendement en dus een hogere kostprijs.

Voor het ontginnen van de conventionele oliebronnen zal men niet alleen steeds meer de secundaire en tertiaire methodes moeten toepassen, maar om de nieuwe olievelden te kunnen bereiken zal men veel dieper moeten boren. Tegen 2030, de productie van boorplatformen op zee, dieper boren dan 600 meter zal verdubbelen. Het boren naar olie op dergelijke dieptes zorgt niet enkel voor een hogere kostprijs maar gaat ook gepaard met bepaalde risico's, waar de olieramp in de Golf van Mexico een duidelijk voorbeeld van is. Deze risico's verhogen ook de kostprijs van de olie.

Naast deze conventionele oliebronnen bestaan er ook twee onconventionele oliebronnen, en die zijn oliezanden of teerzanden en olieschalie. Teerzanden zijn afzettingen van zand, klein, water en bitumen. Het zijn de bitumen waarin men geïnteresseerd is omdat deze verder verwerkt kunnen worden tot olieproducten. Olieschalie is een soort gesteente waaruit olie geproduceerd kan worden. Maar het proces om de olie te ontginnen uit deze bronnen in veel complexer en veel energie intensiever dan bij de conventionele oliebronnen. Dit zorgt ervoor dat het rendement veel lager ligt en zijn deze oliebronnen enkel interessant wanneer de prijzen hoog staan op de oliemarkt. Wanneer men deze oliebronnen zou gaan benutten op volle capaciteit die momenteel al geïnstalleerd is, dan zou er 16% van de totale vraag naar olie geproduceerd kunnen worden. Dit zou wel samen gaan met onevenredige gevolgen voor het milieu en een globale toename van de uitstoot van broeikasgassen.

Dus wanneer in de toekomst het moeilijker zal zijn om olie te produceren, zal dit leiden tot een hogere kostprijs, hoeveel deze prijsstijging zou bedragen is zeer moeilijk te voorspellen en hangt af van verschillende zaken zoals ontdekkingen van nieuwe olievelden, technologische evolutie, de extra risico's, etc. Deze hogere kostprijs maakt exploitatie van de riskantere oliebronnen interessanter maar is ook voordelig voor de alternatieven. Er is een uiteenlopend aanbod aan alternatieven, langs de ene kant zijn er de onconventionele brandstoffen zoals teerzand en olieschalie en langs de andere kant zijn er de biobrandstoffen. Maar het kan ook zijn dat de hogere risico's en kostprijs van de olieproductie ervoor zorgt dat het verbruik van aardolie zal verminderen en dat men in de plaats meer gebruik maakt van elektriciteit en waterstofgas. De toekomst voor elektriciteit en waterstofgas ziet er volledig anders uit als die van aardolie. Indien er een tax komt op de uitstoot van CO2 en de andere broeikasgassen verandert de situatie drastisch, want in dat geval worden de onconventionele oliebronnen oneconomisch om te ontginnen. Maar ook andere politieke maatregelen kunnen een grote invloed uitoefenen op de toekomst van aardolie en onze afhankelijkheid ervan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Klik rechts onder het commentaar-kader op "Aanmelden via e-mail" indien u via mail op de hoogte wilt blijven van de nieuwe reacties op deze post.