Pagina's

dinsdag 5 oktober 2010

Kan Denemarken tegen 2050 overschakelen op 100% 'fossielvrije' energiebronnen?

Denemarken zou wel eens het eerste land kunnen worden die volledig onafhankelijk zal zijn van fossiele brandstoffen zoals aardolie, steenkool en aardgas. Dit zou behaald kunnen worden tegen het jaar 2050. Hiervoor moet er 6 maal meer windenergie geproduceerd worden en zal de overheid extra belastingen moeten invoeren op het gebruik van fossiele brandstoffen. De toename van de capaciteit van windenergie zou tussen de 10.000 en 18.500 megawatt liggen. Deze extra capaciteit zou hoofdzakelijk afkomstig zijn van windmolens, geïnstalleerd in de zee. Momenteel is de totale capaciteit aan windenergie die geïnstalleerd is in Denemarken is meer dan 3.000 megawatt. De extra belasting op het gebruik van fossiele brandstoffen zou in het begin 5 Deense kronen per gigajoule bedragen en tegen 2030 zou deze 50 Deense kronen per gigajoule zijn. Deze extra belasting is bedoeld om het gebruik van fossiele brandstoffen te ontmoedigen.


Al deze gegevens werden bepaald door een commissie die van de overheid de opdracht krijgt om de verschillende mogelijkheden voor het Deense energieverbruik te onderzoeken. Het is uiteraard mogelijk om een land als Denemarken te voorzien van energie zonder dat er daarbij gebruik moet gemaakt worden van fossiele brandstoffen. Maar de moeilijkheden zitten hem in de transitie van de huidige situatie naar die andere, fossiele brandstof-loze situatie. Deze commissie kreeg te taak om de verschillende verlopen van deze transitie periode te onderzoeken. En welke maatregelen er allemaal mogelijk zijn om de doelstelling te bereiken. Een dergelijk plan voor deze transitie moet rekening houden alle verschillende impacten en de invloeden op elk deel van de maatschappij. Dit zorgt er uiteraard voor dat er een aantal moeilijke keuzes zullen moeten gemaakt worden. Deze commissie werd opgericht en belast met deze opdracht in 2008 en bestond uit 10 verschillende experts afkomstig van verschillende universiteiten en dergelijke. De opdracht bestond eruit dat ze moesten onderzoeken hoe Denemarken zijn uitstoot van broeikasgassen kan doen verminderen met 80% tot 95% en hoe het zijn consumptie van fossiele brandstoffen kan terugdringen van de huidige 80% van de energievoorziening tot 0%.

Deze commissie stelde vast wanneer men volledig afstap van het gebruik van fossiele brandstoffen, dat dit een grote verandering van het energiesysteem vereist in Denemarken. Dit wil zeggen dat de veranderingen geleidelijke moeten plaatsvinden, starten met investeringen om de oude infrastructuur te vervangen door nieuwe infrastructuur die afgestemd is om te functioneren in de situatie, zoals degene die vastgelegd is aan de hand van de doelstellingen. Deze aanpak maakt de tijdsduur van een dergelijke transitie er zeker en vast niet korter op maar in tegendeel, dit zorgt dat deze langer zal duren. Maar een dergelijke strategie zorgt wel voor de laagste kostprijs. De commissie schat dat 2050 een realistische deadline is voor het behalen van deze doelstellingen. Dit omdat de infrastructuur die op de dag van vandaag geïnstalleerd is, het niet zal uithouden tot 2050, en dat het dus zeker tegen dan vervangen zal moeten worden. Wanneer er in Denemarken tegen 2050 geen gebruik meer gemaakt zal worden van fossiele brandstoffen als energiebron, dan zou de uitstoot van broeikasgassen van het land met 75% minder zijn ten opzichte van de niveau's van 1990. Om de doelstelling van 80% te bereiken zullen er ook maatregelen genomen moeten worden om de uitstoot van de agrarische sector te verminderen.

Het is dus zeker en vast mogelijk om deze doelstellingen tegen de deadline van 2050 te behalen. Maar of dit ook het geval zal zijn, is een kwestie van prioriteiten. Er zijn namelijk ook nog andere zaken die een invloed zullen ondervinden wanneer deze transitie plaatsvindt. En deze invloed is bij bepaalde zaken niet onmiddellijk positief. Bijvoorbeeld op de tewerkstelling in het land. Indien er een dergelijke transitie plaatsvindt, dan heeft dit grote gevolgen voor de mensen die momenteel te werk gesteld zijn in de sectoren van de ontginning, productie, transport, raffinage, consumptie en dergelijke. En ook andere sectoren worden indirect beïnvloed door de toestand in deze sectoren van de verhandeling van fossiele brandstoffen. En andere zaak is bijvoorbeeld de staatsschuld, veel van de vereiste investeringen zullen volledig of gedeeltelijk gefinancierd worden door de overheid. En de overheid moet al dit geld ook ergens vandaan halen. Deze twee zaken, de tewerkstelling en de staatsschuld, zijn allebei factoren die een beperking vormen voor de snelheid waarmee de transitie naar een situatie die voldoet aan de doelstellingen, kan plaatsvinden. Want er is bijvoorbeeld een groep mensen die tijdens de transitie van job zullen moeten veranderen. Deze mensen moeten de tijd krijgen om een andere job in een andere sector te vinden. En bepaalde mensen zullen eerst een opleiding moeten volgen om een nieuwe job te kunnen vinden. Ook is het mogelijk dat bepaalde groepen mensen zullen moeten verhuizen, bijvoorbeeld zeker wanneer mensen dicht bij een fabriek zijn gaan wonen die tijdens deze transitie zal sluiten. Al dit vraagt tijd en wanneer er hiervoor geen tijd voorzien is, dan leidt dit tot catastrofale gevolgen. Dit zijn uiteraard maar twee voorbeelden maar er zijn er nog vele andere. En elk van deze zaken vereist de nodig voorbereiding.

Denemarken is momenteel al het energie-efficiëntste land ter wereld. Zij zijn hét voorbeeld voor de rest van de wereld, dat groei en welvaart mogelijk is zonder een toenemende verbruik van energie. En ze willen het gebruik van hernieuwbare energie vergroten op grote schaal en zo een mijlpaal worden voor de groene economie. Dit is een uitspraak van de huidige eerste minister van het land. Momenteel wordt 20% van de energie in Denemarken als elektriciteit afgeleverd aan de verbruiker. Tegen 2050 moet dit percentage opgetrokken tot 40% à 70%. Het overgrote deel van de rest van de vraag naar energie zal afgeleverd worden in de vorm van thermische energie of dus als warmte. Denemarken is momenteel al 's werelds koploper op het gebruik van warmtekrachtkoppelingen en het gebruik van restwarmte. Namelijk 50% van de energie in Denemarken is afkomstig van restwarmte en warmtekrachtkoppelingen. Dit houdt in dat de afvalwarmte (restwarmte) van bijvoorbeeld industriële processen, elektriciteitscentrale, afvalverbrandingsoven en andere processen waarbij er een veel koeling nodig is, gebruikt wordt voor onder andere centrale verwarming of dat deze omgezet wordt in elektrische energie.

Wanneer het aandeel van windenergie in de energiemix met een veelvoud van 6 zal toenemen, dan is er niet alleen een versterkt transmissienetwerk maar is er ook nood aan een bepaalde opslagcapaciteit voor de elektrische energie opgewekt door de windmolens. Al dit is vereist om de variabele elektriciteitsproductie van de windmolens te kunnen opvangen. Momenteel beschikt Denemarken over een opslagcapaciteit voor elektriciteit, dit aan de hand van pompcentrales. Maar er zullen er meer vereist zijn in de toekomst. En er is ook nog een derde maatregel die kan perfect past in dit nieuw energiesysteem, namelijk een invoering van de smart grid of anders gezegd van een intelligent elektriciteitsnetwerk. Dit intelligent netwerk bestaat bijvoorbeeld uit intelligente elektriciteitsmeters bij de mensen thuis, tijdsgestuurde oplaad-station voor elektrische of plugg-in hybride wagens en uit warmtepompen die dienen als een supplement bij warmte-opslag systemen. Met deze drie onderdelen, en ook nog andere, is men in staat om het verbruik van energie voor een deel te gaan afstemmen op de elektriciteitsproductie van de windmolens. Of anders gezegd, is men in staat om er voor te zorgen dat er meer elektriciteit verbruikt wordt wanneer het hard waait en dat er weinig verbruikt wordt wanneer het niet of minder hard waait.

Maar dit zal dan nog niet voldoende zijn, want in het geval dat het hard waait, is het zelfs mogelijk dat de windmolens meer elektriciteit zouden gaan opwekken dan dat er in het land verbruikt wordt. In deze situatie wordt de elektriciteit dan geëxporteerd naar het buitenland. En dan, in het omgekeerde geval, wanneer het in een groot deel of in gans het land bijna niet waait, dan moet er elektriciteit geïmporteerd worden vanuit het buitenland. Maar hiervoor zijn er ook aanpassingen nodig aan de huidige infrastructuur, zo moeten de internationale koppellijnen versterkt worden. De grootste uitdaging is niet het installeren van al deze systemen en het vernieuwen van de bestaande infrastructuur. Maar de moeilijkste factor is ervoor zorgen dat al deze systemen kunnen samenwerken zodat de energie steeds op het juiste moment, op de juiste plaats terecht komt.

Anders Eldrup, is CEO van DONG, de grootste energiemaatschappij van Denemarken, verteld dat dit plan grotendeels overeenkomt met hun strategie die ze een paar jaar geleden hebben opgesteld voor hun aanpak in de komende decennia. Deze strategie hield in dat ze afstand gingen nemen van het gebruik van steenkool en dat ze gingen overschakelen op windenergie, biomassa, biogas en aardgas. Hij verteld dat hij er enorm op verheugd is dat er dergelijke doelstellingen zijn ingevoerd. Maar hij waarschuwt ook dat deze doelstellingen nog niet voldoende zijn om succes te verzekeren. Namelijk er moeten ook nog tussentijdse doelstellingen opgesteld worden. Deze tussentijdse doelstellingen dienen als een begeleiding tijdens de transitie. En aan de hand van dergelijke doelstellingen kan men het verloop van de transitie steeds gaan bijsturen indien dit nodig is. Hij wijst er ook op dat de energiesector niet alleen verantwoordelijk is voor het al dan niet behalen van de doelstellingen. Maar bijvoorbeeld ook de bouwsector moet zijn steentje bijdragen door huizen te bouwen waarbij er minder energie nodig is voor de verwarming en de verlichting. En er moet ook gekeken worden naar een andere sector, namelijk de transportsector. Deze moet ook ingrepen uitvoeren zodat het transportsysteem, zowel voor personen als goederen, efficiënter gaat verlopen.

Eén van de energiebronnen die een belangrijke rol gaat spelen is namelijk biomassa. Biomassa kan diennen als grondstof voor de productie van biobrandstoffen voor de transportsector. Maar ook in elektriciteitscentrales als alternatief voor de windmolens die ingeschakeld kan worden wanneer het niet waait. Biomassa als grondstof is wel niet afkomstig van het telen van gewassen maar ook uit het afval die geproduceerd wordt door de bevolking. Ook kan men energie gaan opwekken in de afvalverbrandingsoven. Een voordeel bij het gebruik van biomassa is dat het eenvoudig op te slaan is en dan ingeschakeld wordt wanneer er effectief vraag naar is.

Maar ook de extra belasting op de fossiele brandstoffen heeft een aantal gevolgen en niet alleen op het gebruik ervan maar ook op de economie in het algemeen. De onderzoekscommissie erkende het feit dat deze extra belasting een obstakel wordt voor de bedrijven. En daarom ook dat de belasting in het begin van de transitieperiode nog niet zo groot is. En jaarlijks gaat deze dan toenemen zodat de bedrijven de tijd hebben om zich hierop te voorzien. Want indien de extra belasting vanaf het eerste moment 50 Deense kronen per gigajoule zou bedragen, zou het voor de Deense bedrijven onmogelijk zijn om de internationale concurrentie nog aan te kunnen.

De commissie heeft de mogelijkheid van het inzetten van kernenergie niet overwogen omdat er geen garantie is dat kernenergie goedkoper zal zijn dan windenergie. Ook al zijn er mooie voorspellingen voor de toekomst van kernenergie. Zeker wanneer het kernafval een probleem blijft, dan zal de kost van de opslag ervan steeds groter worden. Daarnaast gaat de constante productie van kerncentrales niet goed samen met het overgrote aandeel van windenergie in de energiemix.

De totale kostprijs voor het behalen van deze doelstellingen zal niet onredelijk groot zijn aangezien dat men het gebruik van fossiele brandstoffen uitfaseerd. En dus worden de kosten verspreid over een lange tijdsperiode. Maar dit is enkel waarheid wanneer er vroeg aan begonnen wordt. Uiteraard zal in het begin de prijs van elektriciteit, verwarming en transport een relatief klein beetje gaan toenemen. Want er is namelijk geld nodig om de investeringen te financieren. Maar dit zal niet beletten dat er economische groei zal plaatsvinden. Deze zal in 2050 slechts 0,5% van het bruto nationaal product lager zijn dan indien men blijft gebruik maken van fossiele brandstoffen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Klik rechts onder het commentaar-kader op "Aanmelden via e-mail" indien u via mail op de hoogte wilt blijven van de nieuwe reacties op deze post.