Pagina's

maandag 18 oktober 2010

Grootste klimaat-bedreiging komt van de CO2-bronnen die we nu bouwen

Het effect van de broeikasgassen in de atmosfeer is al enorm veel bestudeerd en onderzocht. Men weet dat een hogere concentratie aan deze gassen in de atmosfeer ervoor zorgt dat de temperatuur op aarde gaat toenemen. De mens zorgt er voor dat een heleboel van deze broeikasgassen in de atmosfeer terecht komen en dus zo een invloed uitoefent op de temperatuur op aarde. Wanneer de temperatuur gaat stijgen op aarde dan wordt het klimaat ontregeld met alle gevolgen van dien. De activiteit waarmee de mens er in slaagt om het grootste deel van deze gigantische hoeveelheden van die broeikasgassen in de atmosfeer te sturen, is de verbranding van fossiele brandstoffen zoals aardolie, steenkool en aardgas. Deze brandstoffen zijn enorm populair bij de mensen omdat deze hen op een relatief vrij eenvoudige en goedkope manier van energie voorziet. Maar de mensen zullen hun verbruik van deze fossiele brandstoffen moeten gaan aanpassen wil voorkomen dat het klimaat verder ontregeld wordt.


In de rapporten van de onderzoeken omtrent het klimaat en de klimaatverandering wordt dikwijls gesuggereerd dat vanaf een bepaalde stijging van de temperatuur op aarde, de verdere verandering van het klimaat onoverkomelijk is. Deze temperatuurstijging mag dus niet optreden indien men catastrofale gevolgen wil gaan vermijden. In de relatie tussen de uitstoot van broeikasgassen en de stijging van de temperatuur op aarde zit er een bepaalde tijdvertraging. Of anders gezegd het is dus niet zo dat op het ogenblik dat de broeikasgassen in de atmosfeer terecht komen, dat deze er dan ogenblikkelijk voor zorgen dat de temperatuur op aarde stijgt. Dit optreden van dit effect vindt pas na een bepaalde tijd plaats, en het blijft ook nog een tijdje duren. Hoelang juist, is afhankelijk van het soort broeikasgas. Door deze tijdvertraging, bestaat dus de mogelijkheid dat de situatie nu al hopeloos is omdat er zoveel broeikasgassen zijn uitgestoten dat deze kritische temperatuurstijging binnen een aantal jaar bereikt zal worden. Of dit het geval is, werd onderzocht door wetenschappers van Carnegie Institution for Science. Het team wetenschappers die aan dit onderzoek deelnam onderzocht 'hoe groot de temperatuurstijging zou zijn indien men vanaf morgen geen nieuwe 'fossiele brandstoffen infrastructuur' meer zou bijbouwen?'. Het begrip 'fossiele brandstoffen infrastructuur' moet relatief breed gezien worden, uiteraard gaat het hier over elektriciteitscentrales waaronder de steenkool en gascentrales die gebruik maken van aardgas. Maar daarnaast worden wagens die aangedreven worden door aardolieproducten ook als 'fossiele brandstoffen infrastructuur' beschouwd.

Het antwoord op deze onderzoeksvraag is zeer belangrijk voor de planning van de transitie van de huidige situatie naar een volledig duurzame situatie. En uiteraard gaat het hier in bijzonder over de energiemarkt, want deze is verantwoordelijk voor het overgrote deel van de uitstoot van broeikasgassen. Deze kritische concentratie broeikasgassen in de atmosfeer bedraagt zo'n 450 parts per million. Wanneer men de concentratie aan broeikasgassen onder deze grens kan houden dan zou de temperatuur op aarde niet meer dan 2 °C gaan stijgen ten opzichte van het temperatuurniveau van voor de industriële revolutie. Deze 2°C is dan ook die kritische temperatuurstijging. De conclusie van het onderzoek is dat we dit punt nog niet bereik hebben. Dus indien we vandaag zouden stoppen met nieuwe infrastructuur bijbouwen die fossiele brandstoffen verbruikt dan zou een catastrofe kunnen voorkomen worden. Maar tot zover het goede nieuws. Het slechte nieuws is dat we dit niet doen. Maar we doen momenteel nog steeds juist het tegengestelde, namelijk we bouwen er steeds meer en meer van deze. En zo zal de concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer wel verder gaan toenemen. Wanneer men naar het gedrag kijkt van de wereldbevolking op het vlak van het bouwen van deze infrastructuur, is duidelijk te merken dat men niet zo goed bezig is. Namelijk elk jaar worden er nog steeds 50 miljoen nieuwe wagens gebouwd. Ook worden er jaarlijks nog steeds een heleboel nieuwe steenkoolcentrales gebouwd voor de productie van elektriciteit.

Het team wetenschappers heeft onderzocht hoeveelheid ton CO2 er uitstoten wordt door de fossiele brandstoffen infrastructuur die momenteel gebouwd is door de mens. En naar schatting zou al deze samen zo'n 496 miljard ton CO2 gaan uitstoten tussen nu en 2060. Maar deze uitstoot vindt plaats verspreidt over de levensduur van de infrastructuur. Zo rekent men onder andere met een gemiddeld levensduur van 40 jaar voor een steenkoolcentrale en met een gemiddelde levensduur van 17 jaar voor een wagen. Al deze informatie over de CO2 uitstoot en de levensduur van de infrastructuur wordt in een klimaatmodel gepropt. Daarna laat men het klimaatmodel de situatie in de toekomst berekenen. Het resultaat hiervan was dat de maximale concentratie aan CO2 in de atmosfeer nooit hoger zou worden dan zo'n 430 parts per million (ppm). Een dergelijke concentratie zou dan resulteren in een temperatuurstijging van 1,3°C boven het temperatuurniveau van voor de industriële revolutie. Voor de industriële revolutie bedroeg de concentratie CO2 in de atmosfeer zo'n 280 ppm en momenteel bedraagt deze al 380 ppm. Dus er heeft al een grote toename plaatsgevonden. Maar indien er nu geen nieuwe infrastructuur meer bijgebouwd worden zal de bestaande infrastructuur, voor zolang deze nog meegaat, geen al te grote stijging van de concentratie CO2 in de atmosfeer meer veroorzaken, namelijk zo'n 50 ppm.

Dus indien de huidige 'fossiele brandstoffen infrastructuur' blijft gebruiken tot dat deze aan het einde is van zijn levensduur en deze dan vervangen door nieuwe infrastructuur die geen uitstoot van broeikasgassen met zich meebrengt, dan kan men overschakelen naar een duurzame energiemarkt zonder dat de kritische temperatuurstijging bereikt wordt. Dit houdt dus in dat er vanaf morgen geen nieuwe wagens meer gebouwd worden die aangedreven worden met fossiele brandstoffen en dat er enkel nog installaties voor duurzame energiebronnen bijgebouwd wordt. Maar doordat we toch steeds meer en meer nieuwe 'fossiele brandstof infrastructuur' blijven bijbouwen, zullen we de kritische punt relatief snel gaan bereiken. En de kans is klein dat men er vanaf morgen mee zal ophouden. Ook onderschat deze studie de situatie, namelijk er wordt geen rekening gehouden met de infrastructuur die de werking van de 'fossiele brandstoffen infrastructuur' mogelijk maakt. Hierbij verstaat men dus het wegennet, de olieboorputten, de raffinaderijen voor aardolie en zo verder. Deze zorgen voor een extra inertie van de huidige energiemarkt voor verandering. En het is juist de inertie van de energiemarkt die het grootste obstakel vormt voor de transitie naar een duurzame energiemarkt.

Bij het bouwen van nieuwe infrastructuur voor de energiemarkt is het belangrijk dat men in het bijzonder het gebruik van twee van de drie fossiele brandstoffen gaat vermijden. Het gaat hier namelijk over steenkool en aardolie. Steenkool wordt voornamelijk gebruikt als energiebron voor de productie van elektriciteit. En aardolieproducten kennen dan vooral weer toepassingen in de transportsector. Bij de verbranding van aardgas komt er veel minder broeikasgassen vrij in vergelijking met steenkool en aardolie. En ander probleem die hiermee gepaard gaat, en zeker ook de situatie niet verbeterd, is dat de vraag naar elektriciteit maar steeds groter en groter wordt. Voor de productie van elektriciteit is het een zeer goede zaak wanneer men afstapt van steenkoolcentrale en deze vervangt door bijvoorbeeld kerncentrales, gascentrales of hernieuwbare energiebronnen.

In vele landen vertrouwd men nog steeds hoofdzakelijk op steenkool voor de productie van elektriciteit. Bij deze landen horen 's werelds grootste uitstoters van broeikasgassen, en die zijn de VS en China. In de VS wordt nog steeds meer dan de helft van de elektriciteit geproduceerd met steenkool. Het is dus van cruciaal belang dat deze elektriciteitscentrales niet vervangen worden door terug steenkoolcentrales op het einde van hun levensduur. Maar door andere technologieën om elektriciteit te produceren waarmee geen of een beperkte uitstoot van broeikasgassen mee gepaard gaat. Daarnaast moet er ook een grote verandering plaats vinden in de transportsector. Deze sector is namelijk verantwoordelijk voor een aanzienlijk aandeel van de uitstoot van broeikasgassen. En wanneer men blijft wagens maken die aangedreven worden door aardolieproducten zal er hierin geen veranderingen komen. De transportsector heeft dan ook nog een tweede probleem, namelijk er worden steeds meer en meer wagens gemaakt en verkocht, waardoor het aantal wagens op de aarde maar blijft toenemen.

De onderzoekers duiden er op dat het komende decennia van cruciaal belang is voor het inzetten van de nodige veranderingen in de energiesector. De uitstoot van CO2 van het huidige wagenpark, energiecentrales en gebouwen zal tegen 2050 waarschijnlijk ongeveer gedaald zijn tot ongeveer nul. Dit wil zeggen als er vanaf vandaag geen nieuwe 'fossiele brandstoffen infrastructuur' meer bijkomt, de uitstoot van CO2 tegen 2050 door de energie- en transportsector nul zal zijn. Dus het is van uiterst belang dat men nu verstandige beslissingen maakt bij het bouwen van nieuwe infrastructuur aangezien deze een relatief lange levensduur heeft. En dus zitten we er de komende decennia mee opgescheept.

Geschreven door Emile Glorieux, Bron [carnegiescience]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Klik rechts onder het commentaar-kader op "Aanmelden via e-mail" indien u via mail op de hoogte wilt blijven van de nieuwe reacties op deze post.