Pagina's

woensdag 19 januari 2011

De nieuwe industrielanden zijn innovatie-kampioenen

Een halve eeuw geleden bedroeg de wereldpopulatie slechts zo'n 3 miljard mensen. Toen waren er twee soorten landen in de wereld, namelijk de ontwikkelingslanden of derde wereld landen en de ontwikkelde landen of Westerse landen (deze laatste term is eigenlijk niet zo accuraat). In een ontwikkeld land is er een hoge graad van industrialisatie en hoge levensstandaarden die volgen uit de rijkdom en technologie die beschikbaar is in die landen. In een ontwikkelingsland daarentegen is er een zeer grote armoede in verhouding tot de Westerse landen. Deze armoede gaat meestal gepaard met technologische, economische en medische achterstand.


Een ontwikkelingsland is dan meestal een land dat nog geen aanzienlijk niveau van industrialisatie bereik heeft, geen of een slechte ontwikkelde dienstensector, een grote landbouwsector, dat een lage levensstandaard en bruto nationaal product heeft. Andere kenmerken voor een derde wereld land zijn o.a. een hoge staatsschuld, een hoog sterftecijfer, ondervoeding, slechte hygiëne, laag energieverbruik, wijdverspreide armoede, grote bevolkingsgroei, snelle urbanisatie, onderbenutting van het werkkapitaal, politieke instabiliteit, veel corruptie, milieudegradatie en zo kan deze lijst nog veel langer worden. Maar ten opzichte van de toestand een halve eeuw geleden, in 1960, is er al heel wat verandert. En het is dus niet meer correct om nu nog te denken dat er nog steeds maar twee soorten landen zijn, de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden. En doordat de wereld zo sterk veranderd is sinds 50 jaar geleden, moet het idee van 'ontwikkelde en onontwikkelde landen' eigenlijk geüpdatet worden naar die voor de huidige situatie.



In 1960 leefden er zo'n 1 miljard mensen in de ontwikkelde landen en de populatie in de derde wereld landen was toen 2 miljard. In het algemeen was er een grote kloof tussen deze twee werelden. Maar nu in 2010, zijn er 4 miljard mensen bijgekomen op de aarde aangezien de wereldpopulatie nu bijna 7 miljard mensen bedraagt. Volgens de Verenigde Naties zal dit jaar de 7 miljardste wereldburger geboren worden. Samen met deze bevolkingstoename is er ook heel wat verschoven in de verhoudingen tussen de soorten landen in de wereld. Zo hebben de ontwikkelde landen zich verder ontwikkeld.

Maar de meest succesvolle ontwikkelingslanden van in 1960 hebben ook een verandering ondergaan, namelijk zijn zij de Newly Industrialized Countries ofwel NIC's of ook de nieuwe industrielanden genoemd. En dus kunnen we momenteel niet enkel meer spreken over de ontwikkelde landen en de onontwikkelde landen, maar moeten we daar nu een derde categorie aan toevoegen, die van de nieuwe industrielanden. Momenteel leven er nog steeds ongeveer 1 miljard mensen in de ontwikkelde landen. In de onontwikkelde landen leven er ook nog steeds zo'n 2 miljard mensen. En de nieuwe industrielanden kent nu de grootste populatie, namelijk zo'n 4 miljard mensen. Het is alsof de 4 miljard mensen, die er in de afgelopen 50 jaar zijn bijgekomen op de wereld, zich midden de kloof tussen de ontwikkelde en de ontwikkelde landen hebben genesteld. Maar de kloof tussen de rijksten en de armsten op deze wereld is momenteel wel groter dan ooit tevoren, want de ongelijkheid tussen deze twee groepen mensen is steeds blijven groeien. Er is wel een algemene trend dat steeds meer landen zich verder ontwikkelen en zo komen er steeds meer mensen in de buurt van de ontwikkelde landen. Bijvoorbeeld heeft Japan al de ontwikkelde landen 'ingehaald' en het ziet er sterk naar uit dat China dat binnenkort ook zal doen.



Maar er is ook nog een andere opmerkelijke trend waargenomen. Het algemeen idee over de ontwikkeling in de ontwikkelingslanden was dat deze landen niet hoeven te investeren in nieuwe onderzoek en ontwikkeling. Althans niet voordat ze de levensstandaard en de graad van ontwikkeling hebben kunnen opkrikken tot ongeveer het niveau van de huidig ontwikkelde landen. Maar deze stelling werd ontkracht door een recent gepubliceerd rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerling en Ontwikkeling of kortweg de OESO. Het OESO is een samenwerkingsverband van 34 landen om sociaal en economisch beleid te bespreken, bestuderen en coördineren. De aangesloten landen proberen gezamenlijke problemen op te lossen en trachten een internationaal beleid af te stemmen. Al de landen aangesloten bij het OESO zijn allemaal ontwikkelde landen. En deze ontwikkelde landen zullen, samen met andere ontwikkelde landen, in de nabije toekomst blijven een leidende positie innemen op het vlak van onderzoek en ontwikkeling. Maar wat er wel zal veranderen, is dat andere landen een opmars zullen maken in dit gebied. Namelijk toont het rapport aan dat de nieuwe industrielanden een rol zullen gaan spelen in onderzoek en ontwikkeling op wereldniveau. Het OESO houdt namelijk een 'Global Science, Technology and Industry Map' bij. En door de opkomst van de nieuwe industrielanden zal deze 'mondiale wetenschap, technologie en industrie' kaart hertekend worden. Het OESO, die deze kaart bijhoudt, vernieuwd deze om de twee jaar. En op de nieuwe kaart opgesteld in 2010 is deze opkomst van de nieuwe industrielanden al merkbaar. Het gaat dan vooral om de landen zoals China, Zuid-Afrika Indonesië en Vietnam, daar werden brede innovatie strategieën op gesteld, die zowel nieuwe als bestaande technologieën omvat, maar onder andere ook tal van sociale innovaties.



Er is ook een verschil in aanpak in deze opkomende economieën in vergelijking met die van in de Westerse landen, namelijk dat in de nieuwe industrielanden er veel 'globaler' gedacht wordt dan in de Westerse landen. Namelijk, in 2007 - het laatste jaar dat er data beschikbaar was over geografische verdeling van nieuwe patenten - was er al iets merkwaardig te zien. Toen, in dat jaar, was in de BRIICS landen - dat zijn de landen Brazilië, Rusland, Indië, Indonesië, China en Zuid-Afrika - waren 1,07% van patenten voor technologieën voor hernieuwbare energie-systemen. En merkwaardig genoeg is dit hoger dan het wereldwijde gemiddelde namelijk 0,89%. In Europa is dit percentage het allerhoogst in de wereld, namelijk daar hebben 1,19% van de patenten te maken met technologieën voor hernieuwbare energie. Maar wat wel opmerkelijk is dat de BRIICS landen in dit lijstje boven de Verenigde Staten staan. Dit omdat in de Verenigde Staten slechts 0,67% van de patenten over hernieuwbare energie. En Japan staan staat heel erg laag in de lijstje namelijk hebben daar 0,47% van de patenten te maken met hernieuwbare energie.

Deze data toont, samen met vele andere cijfers, aan dat in de nieuwe industrielanden een meer globale en pragmatische aanpak wordt aangehouden bij onderzoek en ontwikkeling in vergelijking met de cijfers van vroeger. Vroeger vond er enkel een uitwisseling van technologieën plaats tussen de ontwikkelingslanden en de Westerse landen maar momenteel zijn de nieuwe industrielanden ook bezig met andere minder ontwikkelde landen aan het helpen op vlak van onderzoek en ontwikkeling. Zo wordt er bijvoorbeeld heel veel hulp verleend door Aziatische landen aan de minst ontwikkelde landen in Afrika. De nieuwe industrielanden beginnen ook samen te werken bij onderzoeken en ontwikkeling van nieuwe technologieën. En door deze samenwerkingsverbanden tussen ontwikkelings- en nieuwe industrielanden wordt er het vermogen gecreëerd voor deze landen om te gaan innoveren, ook al hebben ze nog niet de graad van ontwikkeling bereikt zoals die van in de ontwikkelde landen. Het gecreëerde vermogen om te innoveren wordt in deze landen wijselijk gebruikt om 's werelds grootste problemen aan te pakken, zoals die zijn de energieproblematiek en -armoede, de klimaatverandering en de armoede.

Geschreven door Emile Glorieux, bron [nature]

Hans Rosling: Population Growth Explained with IKEA Boxes

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Klik rechts onder het commentaar-kader op "Aanmelden via e-mail" indien u via mail op de hoogte wilt blijven van de nieuwe reacties op deze post.